top of page

ADHD woordenboek: alle termen en begrippen op één plek

De wereld van ADHD zit vol met vage termen en afkortingen, zoals pomodoro en stimming. Het kan soms voelen alsof je midden in een nieuwe taal belandt waarin je snel de weg kwijtraakt. Daarom vind je hier een overzicht van veelgebruikte begrippen in deze chaotische ADHD-taal.


TIP!

Gebruik Ctrl + F (of Cmd + F op Mac) om een specifiek woord te zoeken Of scroll er gewoon doorheen en breid je ADHD-woordenschat uit.


A – ADHD, ADD en ADHDCentraal

ADHD

Afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder, een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die invloed heeft op aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit.

Voorbeeld: Na jaren zoeken kreeg zij eindelijk de diagnose ADHD.


ADD

Verouderde term voor ADHD zonder hyperactiviteit, tegenwoordig valt dit onder het overwegend onoplettende subtype.

Voorbeeld: Hij herkende zich meer in ADD dan in de hyperactieve vorm van ADHD.


ADHD-coach

Professional die mensen met ADHD ondersteunt bij structuur, focus en zelfvertrouwen.

Voorbeeld: Een ADHD-coach hielp haar om dagelijkse routines op te bouwen.


ADHDCentraal

Nederlandse organisatie die zich richt op diagnostiek en behandeling van ADHD.

Voorbeeld: Voor zijn diagnose maakte hij een afspraak bij ADHDCentraal.


ANTRE

Het expertisecentrum voor positieve ADHD gericht op mensen met adhd, hun omgeving en de systemen waarin zij fungeren.

Voorbeeld: Door haar aandachtstekort vergat ze steeds wat ze wilde opschrijven.


Aandachtstekort

Moeite om aandacht voor langere tijd vast te houden bij één taak.

Voorbeeld: Door haar aandachtstekort vergat ze steeds wat ze wilde opschrijven.


Afleiding

Gemakkelijk de focus verliezen door interne gedachten of externe prikkels.

Voorbeeld: Hij werd afgeleid, waardoor dat hij vergat waar hij mee bezig was.


Angststoornis

Psychische stoornis die vaak samen voorkomt met ADHD.

Voorbeeld: Naast ADHD kreeg ze ook een angststoornis gediagnosticeerd.


Antidepressiva

Medicatie die kan worden gebruikt bij depressie of angst in combinatie met ADHD.

Voorbeeld: Haar arts schreef antidepressiva voor naast haar ADHD-medicatie.


Atomoxetine (Strattera)

Niet-stimulerend medicijn dat soms bij ADHD wordt voorgeschreven.

Voorbeeld: Hij stapte over op atomoxetine omdat hij last had van bijwerkingen van stimulerende medicatie.


Autonomie

De behoefte om zelf keuzes te maken, vaak sterk aanwezig bij ADHD.

Voorbeeld: Haar autonomie was belangrijk om gemotiveerd te blijven in haar werk.


B – Beloningssysteem, body doubling en burn-out bij ADHD

Beloningssysteem

De hersenstructuur die reageert op motivatie en dopamine en vaak anders werkt bij ADHD.

Voorbeeld: Zijn beloningssysteem reageerde pas echt als een taak spannend werd.


Bijwerkingen

Ongewenste effecten van medicatie.

Voorbeeld: De bijwerkingen van Ritalin maakten dat hij slechter sliep.


Binge eating

Eetbuien die soms samenhangen met impulsiviteit of emotieregulatieproblemen.

Voorbeeld: Door stress en ADHD had ze last van binge eating.


Body Doubling

Samen met iemand werken om beter gefocust te blijven.

Voorbeeld: Dankzij body doubling wist ze eindelijk haar administratie af te maken.


Braindump

Alles wat in je hoofd zit opschrijven om overzicht te krijgen.

Voorbeeld: Een brain dump hielp haar hoofd leeg te maken voor het slapengaan.


Braindump Journal

Een invulboek van ANTRE om te journalen, affirmeren, prioriteren en plannen.

Voorbeeld: Het eerste wat ik doe als ik wakker word is het invullen van mijn Braindump Journal.


Brein

Het centrale orgaan dat informatie verwerkt, bij ADHD vaak anders georganiseerd.

Voorbeeld: Hij zei altijd dat zijn brein voelde alsof er duizend tabs openstonden.


Bullet Journal

Een methode om plannen en gedachten overzichtelijk op te schrijven.

Voorbeeld: Ze gebruikte een bullet journal om haar taken bij te houden.


Burn-outgevoeligheid

Een verhoogd risico op uitputting door overbelasting.

Voorbeeld: Door haar burn-outgevoeligheid moest ze leren haar grenzen te bewaken.


C – Chaos, concentratieproblemen en copingstrategieën

Chaos

Gevoel van onrust en rommel, in je hoofd of omgeving.

Voorbeeld: De chaos in haar hoofd maakte het moeilijk om te beginnen.


Checklist

Een hulpmiddel om overzicht te houden en taken af te ronden.

Voorbeeld: Dankzij haar checklist vergat ze dit keer geen boodschappen.


Cluttering

Ongeordend en gehaast spreken.Voorbeeld: Zijn cluttering maakte het soms lastig hem te volgen.


Cognitieve gedragstherapie (CGT)

Therapie die helpt negatieve gedachten en patronen te doorbreken.Voorbeeld: CGT hielp haar om anders naar haar perfectionisme te kijken.


Comorbiditeit

Het samengaan van ADHD met andere aandoeningen.

Voorbeeld: De comorbiditeit met depressie maakte zijn behandeling complexer.


Concerta

Een medicijnmerk dat methylfenidaat met vertraagde afgifte bevat.

Voorbeeld: Concerta zorgde voor meer focus tijdens zijn werkdag.


Concentratieproblemen

Moeite om aandacht bij een taak vast te houden.

Voorbeeld: Haar concentratieproblemen werden erger in een rumoerig kantoor.


Copingstrategie

Een manier om met stress en uitdagingen om te gaan.

Voorbeeld: Maskeren was jarenlang haar belangrijkste copingstrategie.


D – Deadlines, dopamine en diagnostiek

Deadline stress

Spanning die vlak voor een deadline zorgt voor actie.

Voorbeeld: Zijn deadline stress hielp hem om tóch dat rapport af te ronden.


Default Mode Network (DMN)

Een hersennetwerk dat actief is tijdens dagdromen.

Voorbeeld: Zijn DMN stond altijd ‘aan’, zelfs tijdens vergaderingen.


Diagnostiek

Het proces waarin wordt vastgesteld of iemand ADHD heeft.

Voorbeeld: Tijdens de diagnostiek werden vragenlijsten en een interview gebruikt.


DIVA-test

Diagnostisch interview voor ADHD bij volwassenen.

Voorbeeld: Ze deed de DIVA-test als onderdeel van haar onderzoek.


Dopamine

Neurotransmitter die motivatie, beloning en focus beïnvloedt.

Voorbeeld: Zijn dopamine-tekort verklaarde veel van zijn uitstelgedrag.


Dopamine Sweater

Een trui om te dragen ter ode aan het ADHD-brein.

Voorbeeld: Ik heb al drie Dopamine Sweaters.


Dyscalculie

Rekenproblemen die vaak samen voorkomen met ADHD.

Voorbeeld: Zijn dyscalculie zorgde voor stress bij de boekhouding.


Dyslexie

Lees- en spellingproblemen die regelmatig samen voorkomen met ADHD.

Voorbeeld: Ze had naast ADHD ook dyslexie, wat school extra lastig maakte.


Dysregulatie

Moeite met het reguleren van emoties of prikkels.

Voorbeeld: Haar boosheid kwam door emotieregulatieproblemen en dysregulatie.


Dexamfetamine

Stimulerende medicatie die vaak wordt voorgeschreven bij ADHD.

Voorbeeld: Met dexamfetamine kon hij zich eindelijk beter concentreren.


E – Emoties, energie en executieve functies

Energiebeheer

Bewust omgaan met je energie om overbelasting te voorkomen.

Voorbeeld: Ze plande rustmomenten in als onderdeel van haar energiebeheer.


Energiebalans

Evenwicht tussen inspanning en herstel.

Voorbeeld: Zijn energiebalans raakte verstoord door te veel prikkels.


Emotieregulatie

Het sturen en verwerken van emoties.

Voorbeeld: Emotieregulatie was voor haar een dagelijkse uitdaging.


Executieve functies

Vaardigheden zoals plannen, organiseren en keuzes maken.

Voorbeeld: Zijn executieve functies werkten minder effectief onder druk.


Executieve disfunctie

Moeite met plannen en organiseren.

Voorbeeld: Executieve disfunctie maakte dat ze steeds te laat begon aan taken.


Externe structuur

Ondersteuning van buitenaf zoals planners of reminders.

Voorbeeld: Een externe structuur met een wekker hielp hem zijn dag te starten.


F – Faalangst, focus en frontalekwab

Faalangst

Angst om fouten te maken of te falen.

Voorbeeld: Haar faalangst hield haar tegen om nieuwe dingen te proberen.


Filterproblemen

Moeite om irrelevante prikkels te negeren.

Voorbeeld: Zijn filterproblemen maakten een kantoortuin onhoudbaar.


Fidgeting

Onbewust bewegen om spanning kwijt te raken.

Voorbeeld: Tijdens het gesprek zat ze constant te fidgeten met haar pen.


Flow

Staat van diepe concentratie.

Voorbeeld: In haar flow vergat ze de tijd volledig.


Focus

De mate waarin je aandacht bij een taak blijft.

Voorbeeld: Zijn focus verbeterde door korte werktijden te gebruiken.


Frontalekwab

De hersenkwab die planning en impulscontrole regelt.

Voorbeeld: Bij ADHD werkt de frontalekwab vaak minder efficiënt.


G – Gedachten, gedrag en gevoeligheden

Gedachten

Innerlijke ideeën en overtuigingen, vaak sneller en drukker bij ADHD.

Voorbeeld: Haar gedachten bleven maar doorrazen toen ze moest slapen.


Gedrag

Waarneembare acties die beïnvloed kunnen worden door ADHD.

Voorbeeld: Zijn drukke gedrag viel op tijdens vergaderingen.


Gedragsproblemen

Problemen in gedrag die soms samengaan met ADHD.

Voorbeeld: Het kind kreeg extra begeleiding vanwege gedragsproblemen.


Geluidsgevoeligheid

Een verhoogde gevoeligheid voor geluiden.

Voorbeeld: Haar geluidsgevoeligheid maakte concerten lastig.


Gezinstherapie

Therapie waarbij het gezin betrokken wordt bij ADHD-behandeling.

Voorbeeld: Gezinstherapie hielp om elkaar beter te begrijpen.


Guanfacine

Medicatie die soms wordt ingezet bij impulsiviteit.

Voorbeeld: Zijn arts schreef guanfacine voor naast bestaande medicatie.


H – Hyperfocus, hyperactiviteit en HSP

Habit Stacking

Nieuwe gewoonten koppelen aan bestaande routines.

Voorbeeld: Ze begon habit stacking door tandenpoetsen te koppelen aan stretchen.


Hooggevoeligheid (HSP)

Sterke gevoeligheid voor prikkels, soms overlappend met ADHD.

Voorbeeld: Door haar HSP raakte ze snel overprikkeld.


Hyperfocus

Extreem geconcentreerd raken op één taak.

Voorbeeld: Tijdens haar hyperfocus vergat ze urenlang te eten.


Hyperactiviteit

Uiterlijke of innerlijke drukte, vaak kenmerkend bij ADHD.

Voorbeeld: Zijn hyperactiviteit viel al op op de basisschool.


I – Impulsiviteit, intuïtie en identiteit

Impulsiviteit

Snel handelen zonder na te denken.

Voorbeeld: Zijn impulsiviteit zorgde voor spontane aankopen.


Impulscontrole

Het vermogen om reacties te remmen.

Voorbeeld: Haar impulscontrole verbeterde door therapie.


Inattentief

Subtype ADHD waarbij aandacht tekortschiet.

Voorbeeld: Ze werd gediagnosticeerd met inattentief type ADHD.


J – Jobhoppen en journalen

Jobhoppen

Regelmatig van baan wisselen.

Voorbeeld: Haar jobhoppen kwam voort uit behoefte aan uitdaging.


Journalen

Dagelijks schrijven om gedachten te ordenen.

Voorbeeld: Journalen gaf haar overzicht en rust.


K – Kritiekgevoeligheid en kortetermijngeheugen

Kortetermijngeheugen

Tijdelijk geheugen dat sneller overbelast raakt.

Voorbeeld: Haar kortetermijngeheugen liet haar vaak in de steek.


Kritiekgevoeligheid

Sterk reageren op negatieve feedback.

Voorbeeld: Door kritiekgevoeligheid voelde ze zich vaak onzeker.


L – Lijstjes en lange termijndoelen

Lijstjes

Taken opschrijven om overzicht te creëren.

Voorbeeld: Ze hield van lijstjes maken om grip te houden.


Lange termijndoelen

Doelen op langere termijn die vaak moeilijk te overzien zijn.

Voorbeeld: Hij vond lange termijndoelen lastig vol te houden.


M – Medicatie, motivatie en maskeren

Maskeren

ADHD-kenmerken verbergen om je aan te passen.

Voorbeeld: Ze maskeerde haar drukte om geaccepteerd te worden.


Medikinet

Medicijnmerk met methylfenidaat.

Voorbeeld: Medikinet hielp hem om zich te concentreren.


Medicatie

Hulpmiddel om neurotransmitters te beïnvloeden.

Voorbeeld: Medicatie gaf haar meer rust en overzicht.


Methylfenidaat

Werkzame stof in veel ADHD-medicijnen.

Voorbeeld: Methylfenidaat zorgde voor meer focus.


Mindfulness

Aandachtsoefeningen om rust te vinden.

Voorbeeld: Mindfulness hielp haar beter met prikkels omgaan.


Motivatie

Drijfveer om in actie te komen, vaak dopamine-gestuurd.

Voorbeeld: Haar motivatie schoot omhoog als iets haar écht interesseerde.


Multitasking

Tegelijkertijd meerdere dingen doen, vaak lastig bij ADHD.

Voorbeeld: Multitasking zorgde dat hij alles half deed.


N – Neurodiversiteit en neurotransmitters

Neurodiversiteit

Het idee dat hersenverschillen normaal en waardevol zijn.

Voorbeeld: Ze zag haar ADHD als onderdeel van neurodiversiteit.


Neurowetenschap

De studie naar de werking van het brein.

Voorbeeld: Neurowetenschap helpt ADHD beter te begrijpen.


Neurotransmitters

Stoffen die signalen in de hersenen doorgeven.

Voorbeeld: Een tekort aan neurotransmitters beïnvloedt focus.


Neuroplasticiteit

Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen.

Voorbeeld: Dankzij neuroplasticiteit kon ze nieuwe gewoonten leren.


Norepinefrine (noradrenaline)

Neurotransmitter die alertheid en aandacht beïnvloedt.

Voorbeeld: Noradrenaline speelt een rol bij ADHD-medicatie.


O – Onrust, overprikkeling en ontprikkelen

Object permanence

Moeite om dingen te onthouden als ze niet zichtbaar zijn.

Voorbeeld: Haar sleutels kwijt was vaak een kwestie van object permanence.


Onrust

Innerlijke drukte of spanning.

Voorbeeld: De onrust in zijn lichaam hield nooit op.


Ontprikkelen

Bewust rust nemen na veel prikkels.

Voorbeeld: Ze ging wandelen om te ontprikkelen.


Organisatieproblemen

Moeite om orde te houden.

Voorbeeld: Organisatieproblemen maakten haar werk rommelig.


Overanalyse

Blijven nadenken over details.

Voorbeeld: Zijn overanalyse maakte beslissingen onmogelijk.


Overprikkeling

Te veel prikkels tegelijk binnenkrijgen.

Voorbeeld: Overprikkeling zorgde voor hoofdpijn en vermoeidheid.


P – Planning, prikkels en procrastinatie

Perfectionisme

Te hoge eisen aan jezelf stellen.

Voorbeeld: Haar perfectionisme leidde tot uitstelgedrag.


Planning

Taken vooruit organiseren.

Voorbeeld: Planning hielp hem deadlines te halen.


Pomodoro-techniek

Werken in blokken van 25 minuten met pauzes.

Voorbeeld: De pomodoro-techniek gaf haar meer overzicht.


Prikkels

Signalen uit de omgeving.

Voorbeeld: Te veel prikkels maakten hem moe.


Prikkelverwerking

Hoe je brein prikkels verwerkt.

Voorbeeld: Haar prikkelverwerking verliep trager.


Prioriteiten stellen

Bepalen wat belangrijk is.

Voorbeeld: Ze had moeite met prioriteiten stellen.


Procrastinatie

Uitstelgedrag door perfectionisme of stress.

Voorbeeld: Procrastinatie zorgde dat ze te laat begon.


Psycho-educatie

Uitleg over ADHD en de werking ervan.

Voorbeeld: Psycho-educatie gaf haar meer zelfinzicht.


Q – QbTest en quick fixes

QbTest

Een objectieve test die aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit meet bij ADHD-diagnostiek.

Voorbeeld: Tijdens het onderzoek kreeg ze een QbTest om haar concentratievermogen in kaart te brengen.


Quick fix

Een korte termijn oplossing die vaak niet duurzaam is.

Voorbeeld: Zijn quick fix voor stress was koffie drinken, maar dat hielp slechts even.


R – Ritalin, routine. en RSD

Ritalin

Een bekend medicijnmerk met methylfenidaat als werkzame stof.

Voorbeeld: Met Ritalin kon ze zich beter concentreren op school.


Routine

Vaste gewoonten die houvast geven maar vaak lastig zijn om vol te houden.

Voorbeeld: Een ochtendroutine gaf hem meer rust in de dag.


RSD (Rejection Sensitive Dysphoria)

Extreme gevoeligheid voor (vermeende) afwijzing.

Voorbeeld: Haar RSD zorgde ervoor dat ze een kleine opmerking als grote afwijzing voelde.


S – Schoolproblemen, stimming en spiraling

Schoolproblemen

Moeite met leren en presteren in het onderwijs.

Voorbeeld: Zijn schoolproblemen begonnen al op de basisschool.


Sensorische verwerking

Hoe zintuigen prikkels opnemen en doorgeven aan de hersenen.

Voorbeeld: Haar sensorische verwerking maakte harde geluiden ondraaglijk.


Slaapproblemen

Moeite met inslapen of doorslapen.

Voorbeeld: Door haar ADHD had ze regelmatig slaapproblemen.


Spatial awareness

Het gevoel voor ruimtelijke oriëntatie en objecten om je heen.

Voorbeeld: Zijn slechte spatial awareness zorgde dat hij vaak dingen omstootte.


Spiraling

Een negatief denkpatroon waarin gedachten steeds verder uit de hand lopen.

Voorbeeld: Tijdens stress ging ze vaak spiralen in negatieve gedachten.


Stimming

Zelfstimulerend gedrag zoals tikjes, geluiden of bewegingen om spanning te reguleren.

Voorbeeld: Haar stimming hielp haar kalmeren tijdens een drukke dag.


Strattera (atomoxetine)

Niet-stimulerend medicijn voor ADHD.

Voorbeeld: Strattera gaf hem meer rust zonder hartkloppingen.


Structuur

Ordening en duidelijkheid die helpt om overzicht te houden.

Voorbeeld: Structuur in haar dag gaf haar meer focus.


Stress

Een gevoel van spanning of druk, vaak versterkt door ADHD.

Voorbeeld: Zijn stress nam toe door de stapel onafgemaakte taken.


T – Tijd, triggers en therapie

Therapie

Behandeling zoals CGT, ACT of EMDR om met ADHD om te gaan.

Voorbeeld: Therapie hielp haar bij het verwerken van negatieve ervaringen.


Tijdblindheid

Moeite met het inschatten van tijd en deadlines.

Voorbeeld: Haar tijdblindheid zorgde ervoor dat ze altijd te laat was.


Triggers

Dingen die sterke emoties of reacties oproepen.

Voorbeeld: Drukke ruimtes waren een trigger voor zijn overprikkeling.


U – Uitstelgedrag en uitvoeringstekort

Uitstelgedrag

Het voor je uitschuiven van taken, vaak door stress of perfectionisme.

Voorbeeld: Zijn uitstelgedrag zorgde dat hij opdrachten op het laatste moment deed.


Uitvoeringstekort

Moeite om plannen daadwerkelijk om te zetten in acties.

Voorbeeld: Door uitvoeringstekort bleef haar plan liggen zonder dat er iets gebeurde.


Uitgeputting

Sneller moe worden door prikkels en intensiteit.

Voorbeeld: Na een drukke werkdag voelde hij zich volledig uitgeput.


V – Vergeetachtigheid, voeding en Vyvanse

Vergeetachtigheid

Het regelmatig kwijtraken of vergeten van dingen.

Voorbeeld: Haar vergeetachtigheid maakte dat ze vaak dubbele afspraken had.


Vyvanse (lisdexamfetamine)

Stimulerende medicatie die langzaam en langdurig werkt.

Voorbeeld: Vyvanse gaf hem meer stabiliteit gedurende de dag.


W – Werkdruk, werkgeheugen en welzijn

Werkdruk

Stress door hoge verwachtingen en prikkelrijke banen.

Voorbeeld: De hoge werkdruk maakte zijn ADHD-symptomen erger.


Werkgeheugen

Het geheugen dat je gebruikt om tijdelijk informatie vast te houden.

Voorbeeld: Zijn werkgeheugen raakte snel overbelast tijdens gesprekken.


Welzijn

De balans tussen mentale, emotionele en fysieke gezondheid.

Voorbeeld: Haar welzijn verbeterde toen ze meer structuur aanbracht.


X –


Y – Yoga en yes-set

Yoga

Rustgevende oefening die ontspanning en lichaamsbewustzijn vergroot.

Voorbeeld: Yoga hielp haar spanning in haar lichaam los te laten.


Yes-set

Techniek waarbij kleine successen motivatie vergroten.V

oorbeeld: Door een yes-set op te bouwen kreeg hij zin in grotere taken.


Z – Zelfbeeld, zelfcompassie en zelfzorg

Zelfbeeld

De manier waarop je naar jezelf kijkt, vaak beïnvloed door ADHD-ervaringen.

Voorbeeld: Haar zelfbeeld verbeterde toen ze leerde haar ADHD als kracht te zien.


Zelfcompassie

Mild en begripvol zijn naar jezelf.

Voorbeeld: Met meer zelfcompassie kon ze haar fouten accepteren.


Zelfzorg

Goed voor jezelf zorgen met rust, slaap en beweging.

Voorbeeld: Zelfzorg betekende voor haar ook duidelijke grenzen stellen.


Zintuiglijke prikkels

Geluiden, geuren of aanrakingen die sterker binnenkomen bij ADHD.

Voorbeeld: Zintuiglijke prikkels maakten dat ze zich sneller overbelast voelde.

Opmerkingen


ANTRE's Inner Circle

ANTRE's Inner Circle is een community voor mensen met een neurodivergent brein die willen groeien en ervaringen en tips willen uitwisselen. Sommige dingen bespreek je niet met iedereen, maar alleen met de mensen die je écht begrijpen.

Welkom bij de ANTRE's Inner Circle

Volg ons

  • TikTok
  • LinkedIn
  • Instagram
bottom of page