ADHD woordenboek: alle termen en begrippen op één plek
- Anouk Vermolen

- 30 aug
- 10 minuten om te lezen
De wereld van ADHD zit vol met vage termen en afkortingen, zoals pomodoro en stimming. Het kan soms voelen alsof je midden in een nieuwe taal belandt waarin je snel de weg kwijtraakt. Daarom vind je hier een overzicht van veelgebruikte begrippen in deze chaotische ADHD-taal.
TIP!
Gebruik Ctrl + F (of Cmd + F op Mac) om een specifiek woord te zoeken Of scroll er gewoon doorheen en breid je ADHD-woordenschat uit.
A – ADHD, ADD en ADHDCentraal
ADHD
Afkorting van Attention Deficit Hyperactivity Disorder, een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die invloed heeft op aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit.
Voorbeeld: Na jaren zoeken kreeg zij eindelijk de diagnose ADHD.
ADD
Verouderde term voor ADHD zonder hyperactiviteit, tegenwoordig valt dit onder het overwegend onoplettende subtype.
Voorbeeld: Hij herkende zich meer in ADD dan in de hyperactieve vorm van ADHD.
ADHD-coach
Professional die mensen met ADHD ondersteunt bij structuur, focus en zelfvertrouwen.
Voorbeeld: Een ADHD-coach hielp haar om dagelijkse routines op te bouwen.
ADHDCentraal
Nederlandse organisatie die zich richt op diagnostiek en behandeling van ADHD.
Voorbeeld: Voor zijn diagnose maakte hij een afspraak bij ADHDCentraal.
ANTRE
Het expertisecentrum voor positieve ADHD gericht op mensen met adhd, hun omgeving en de systemen waarin zij fungeren.
Voorbeeld: Door haar aandachtstekort vergat ze steeds wat ze wilde opschrijven.
Aandachtstekort
Moeite om aandacht voor langere tijd vast te houden bij één taak.
Voorbeeld: Door haar aandachtstekort vergat ze steeds wat ze wilde opschrijven.
Afleiding
Gemakkelijk de focus verliezen door interne gedachten of externe prikkels.
Voorbeeld: Hij werd afgeleid, waardoor dat hij vergat waar hij mee bezig was.
Angststoornis
Psychische stoornis die vaak samen voorkomt met ADHD.
Voorbeeld: Naast ADHD kreeg ze ook een angststoornis gediagnosticeerd.
Antidepressiva
Medicatie die kan worden gebruikt bij depressie of angst in combinatie met ADHD.
Voorbeeld: Haar arts schreef antidepressiva voor naast haar ADHD-medicatie.
Atomoxetine (Strattera)
Niet-stimulerend medicijn dat soms bij ADHD wordt voorgeschreven.
Voorbeeld: Hij stapte over op atomoxetine omdat hij last had van bijwerkingen van stimulerende medicatie.
Autonomie
De behoefte om zelf keuzes te maken, vaak sterk aanwezig bij ADHD.
Voorbeeld: Haar autonomie was belangrijk om gemotiveerd te blijven in haar werk.
B – Beloningssysteem, body doubling en burn-out bij ADHD
Beloningssysteem
De hersenstructuur die reageert op motivatie en dopamine en vaak anders werkt bij ADHD.
Voorbeeld: Zijn beloningssysteem reageerde pas echt als een taak spannend werd.
Bijwerkingen
Ongewenste effecten van medicatie.
Voorbeeld: De bijwerkingen van Ritalin maakten dat hij slechter sliep.
Binge eating
Eetbuien die soms samenhangen met impulsiviteit of emotieregulatieproblemen.
Voorbeeld: Door stress en ADHD had ze last van binge eating.
Body Doubling
Samen met iemand werken om beter gefocust te blijven.
Voorbeeld: Dankzij body doubling wist ze eindelijk haar administratie af te maken.
Braindump
Alles wat in je hoofd zit opschrijven om overzicht te krijgen.
Voorbeeld: Een brain dump hielp haar hoofd leeg te maken voor het slapengaan.
Braindump Journal
Een invulboek van ANTRE om te journalen, affirmeren, prioriteren en plannen.
Voorbeeld: Het eerste wat ik doe als ik wakker word is het invullen van mijn Braindump Journal.
Brein
Het centrale orgaan dat informatie verwerkt, bij ADHD vaak anders georganiseerd.
Voorbeeld: Hij zei altijd dat zijn brein voelde alsof er duizend tabs openstonden.
Bullet Journal
Een methode om plannen en gedachten overzichtelijk op te schrijven.
Voorbeeld: Ze gebruikte een bullet journal om haar taken bij te houden.
Burn-outgevoeligheid
Een verhoogd risico op uitputting door overbelasting.
Voorbeeld: Door haar burn-outgevoeligheid moest ze leren haar grenzen te bewaken.
C – Chaos, concentratieproblemen en copingstrategieën
Chaos
Gevoel van onrust en rommel, in je hoofd of omgeving.
Voorbeeld: De chaos in haar hoofd maakte het moeilijk om te beginnen.
Checklist
Een hulpmiddel om overzicht te houden en taken af te ronden.
Voorbeeld: Dankzij haar checklist vergat ze dit keer geen boodschappen.
Cluttering
Ongeordend en gehaast spreken.Voorbeeld: Zijn cluttering maakte het soms lastig hem te volgen.
Cognitieve gedragstherapie (CGT)
Therapie die helpt negatieve gedachten en patronen te doorbreken.Voorbeeld: CGT hielp haar om anders naar haar perfectionisme te kijken.
Comorbiditeit
Het samengaan van ADHD met andere aandoeningen.
Voorbeeld: De comorbiditeit met depressie maakte zijn behandeling complexer.
Concerta
Een medicijnmerk dat methylfenidaat met vertraagde afgifte bevat.
Voorbeeld: Concerta zorgde voor meer focus tijdens zijn werkdag.
Concentratieproblemen
Moeite om aandacht bij een taak vast te houden.
Voorbeeld: Haar concentratieproblemen werden erger in een rumoerig kantoor.
Copingstrategie
Een manier om met stress en uitdagingen om te gaan.
Voorbeeld: Maskeren was jarenlang haar belangrijkste copingstrategie.
D – Deadlines, dopamine en diagnostiek
Deadline stress
Spanning die vlak voor een deadline zorgt voor actie.
Voorbeeld: Zijn deadline stress hielp hem om tóch dat rapport af te ronden.
Default Mode Network (DMN)
Een hersennetwerk dat actief is tijdens dagdromen.
Voorbeeld: Zijn DMN stond altijd ‘aan’, zelfs tijdens vergaderingen.
Diagnostiek
Het proces waarin wordt vastgesteld of iemand ADHD heeft.
Voorbeeld: Tijdens de diagnostiek werden vragenlijsten en een interview gebruikt.
DIVA-test
Diagnostisch interview voor ADHD bij volwassenen.
Voorbeeld: Ze deed de DIVA-test als onderdeel van haar onderzoek.
Dopamine
Neurotransmitter die motivatie, beloning en focus beïnvloedt.
Voorbeeld: Zijn dopamine-tekort verklaarde veel van zijn uitstelgedrag.
Dopamine Sweater
Een trui om te dragen ter ode aan het ADHD-brein.
Voorbeeld: Ik heb al drie Dopamine Sweaters.
Dyscalculie
Rekenproblemen die vaak samen voorkomen met ADHD.
Voorbeeld: Zijn dyscalculie zorgde voor stress bij de boekhouding.
Dyslexie
Lees- en spellingproblemen die regelmatig samen voorkomen met ADHD.
Voorbeeld: Ze had naast ADHD ook dyslexie, wat school extra lastig maakte.
Dysregulatie
Moeite met het reguleren van emoties of prikkels.
Voorbeeld: Haar boosheid kwam door emotieregulatieproblemen en dysregulatie.
Dexamfetamine
Stimulerende medicatie die vaak wordt voorgeschreven bij ADHD.
Voorbeeld: Met dexamfetamine kon hij zich eindelijk beter concentreren.
E – Emoties, energie en executieve functies
Energiebeheer
Bewust omgaan met je energie om overbelasting te voorkomen.
Voorbeeld: Ze plande rustmomenten in als onderdeel van haar energiebeheer.
Energiebalans
Evenwicht tussen inspanning en herstel.
Voorbeeld: Zijn energiebalans raakte verstoord door te veel prikkels.
Emotieregulatie
Het sturen en verwerken van emoties.
Voorbeeld: Emotieregulatie was voor haar een dagelijkse uitdaging.
Executieve functies
Vaardigheden zoals plannen, organiseren en keuzes maken.
Voorbeeld: Zijn executieve functies werkten minder effectief onder druk.
Executieve disfunctie
Moeite met plannen en organiseren.
Voorbeeld: Executieve disfunctie maakte dat ze steeds te laat begon aan taken.
Externe structuur
Ondersteuning van buitenaf zoals planners of reminders.
Voorbeeld: Een externe structuur met een wekker hielp hem zijn dag te starten.
F – Faalangst, focus en frontalekwab
Faalangst
Angst om fouten te maken of te falen.
Voorbeeld: Haar faalangst hield haar tegen om nieuwe dingen te proberen.
Filterproblemen
Moeite om irrelevante prikkels te negeren.
Voorbeeld: Zijn filterproblemen maakten een kantoortuin onhoudbaar.
Fidgeting
Onbewust bewegen om spanning kwijt te raken.
Voorbeeld: Tijdens het gesprek zat ze constant te fidgeten met haar pen.
Flow
Staat van diepe concentratie.
Voorbeeld: In haar flow vergat ze de tijd volledig.
Focus
De mate waarin je aandacht bij een taak blijft.
Voorbeeld: Zijn focus verbeterde door korte werktijden te gebruiken.
Frontalekwab
De hersenkwab die planning en impulscontrole regelt.
Voorbeeld: Bij ADHD werkt de frontalekwab vaak minder efficiënt.
G – Gedachten, gedrag en gevoeligheden
Gedachten
Innerlijke ideeën en overtuigingen, vaak sneller en drukker bij ADHD.
Voorbeeld: Haar gedachten bleven maar doorrazen toen ze moest slapen.
Gedrag
Waarneembare acties die beïnvloed kunnen worden door ADHD.
Voorbeeld: Zijn drukke gedrag viel op tijdens vergaderingen.
Gedragsproblemen
Problemen in gedrag die soms samengaan met ADHD.
Voorbeeld: Het kind kreeg extra begeleiding vanwege gedragsproblemen.
Geluidsgevoeligheid
Een verhoogde gevoeligheid voor geluiden.
Voorbeeld: Haar geluidsgevoeligheid maakte concerten lastig.
Gezinstherapie
Therapie waarbij het gezin betrokken wordt bij ADHD-behandeling.
Voorbeeld: Gezinstherapie hielp om elkaar beter te begrijpen.
Guanfacine
Medicatie die soms wordt ingezet bij impulsiviteit.
Voorbeeld: Zijn arts schreef guanfacine voor naast bestaande medicatie.
H – Hyperfocus, hyperactiviteit en HSP
Habit Stacking
Nieuwe gewoonten koppelen aan bestaande routines.
Voorbeeld: Ze begon habit stacking door tandenpoetsen te koppelen aan stretchen.
Hooggevoeligheid (HSP)
Sterke gevoeligheid voor prikkels, soms overlappend met ADHD.
Voorbeeld: Door haar HSP raakte ze snel overprikkeld.
Hyperfocus
Extreem geconcentreerd raken op één taak.
Voorbeeld: Tijdens haar hyperfocus vergat ze urenlang te eten.
Hyperactiviteit
Uiterlijke of innerlijke drukte, vaak kenmerkend bij ADHD.
Voorbeeld: Zijn hyperactiviteit viel al op op de basisschool.
I – Impulsiviteit, intuïtie en identiteit
Impulsiviteit
Snel handelen zonder na te denken.
Voorbeeld: Zijn impulsiviteit zorgde voor spontane aankopen.
Impulscontrole
Het vermogen om reacties te remmen.
Voorbeeld: Haar impulscontrole verbeterde door therapie.
Inattentief
Subtype ADHD waarbij aandacht tekortschiet.
Voorbeeld: Ze werd gediagnosticeerd met inattentief type ADHD.
J – Jobhoppen en journalen
Jobhoppen
Regelmatig van baan wisselen.
Voorbeeld: Haar jobhoppen kwam voort uit behoefte aan uitdaging.
Journalen
Dagelijks schrijven om gedachten te ordenen.
Voorbeeld: Journalen gaf haar overzicht en rust.
K – Kritiekgevoeligheid en kortetermijngeheugen
Kortetermijngeheugen
Tijdelijk geheugen dat sneller overbelast raakt.
Voorbeeld: Haar kortetermijngeheugen liet haar vaak in de steek.
Kritiekgevoeligheid
Sterk reageren op negatieve feedback.
Voorbeeld: Door kritiekgevoeligheid voelde ze zich vaak onzeker.
L – Lijstjes en lange termijndoelen
Lijstjes
Taken opschrijven om overzicht te creëren.
Voorbeeld: Ze hield van lijstjes maken om grip te houden.
Lange termijndoelen
Doelen op langere termijn die vaak moeilijk te overzien zijn.
Voorbeeld: Hij vond lange termijndoelen lastig vol te houden.
M – Medicatie, motivatie en maskeren
Maskeren
ADHD-kenmerken verbergen om je aan te passen.
Voorbeeld: Ze maskeerde haar drukte om geaccepteerd te worden.
Medikinet
Medicijnmerk met methylfenidaat.
Voorbeeld: Medikinet hielp hem om zich te concentreren.
Medicatie
Hulpmiddel om neurotransmitters te beïnvloeden.
Voorbeeld: Medicatie gaf haar meer rust en overzicht.
Methylfenidaat
Werkzame stof in veel ADHD-medicijnen.
Voorbeeld: Methylfenidaat zorgde voor meer focus.
Mindfulness
Aandachtsoefeningen om rust te vinden.
Voorbeeld: Mindfulness hielp haar beter met prikkels omgaan.
Motivatie
Drijfveer om in actie te komen, vaak dopamine-gestuurd.
Voorbeeld: Haar motivatie schoot omhoog als iets haar écht interesseerde.
Multitasking
Tegelijkertijd meerdere dingen doen, vaak lastig bij ADHD.
Voorbeeld: Multitasking zorgde dat hij alles half deed.
N – Neurodiversiteit en neurotransmitters
Neurodiversiteit
Het idee dat hersenverschillen normaal en waardevol zijn.
Voorbeeld: Ze zag haar ADHD als onderdeel van neurodiversiteit.
Neurowetenschap
De studie naar de werking van het brein.
Voorbeeld: Neurowetenschap helpt ADHD beter te begrijpen.
Neurotransmitters
Stoffen die signalen in de hersenen doorgeven.
Voorbeeld: Een tekort aan neurotransmitters beïnvloedt focus.
Neuroplasticiteit
Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen.
Voorbeeld: Dankzij neuroplasticiteit kon ze nieuwe gewoonten leren.
Norepinefrine (noradrenaline)
Neurotransmitter die alertheid en aandacht beïnvloedt.
Voorbeeld: Noradrenaline speelt een rol bij ADHD-medicatie.
O – Onrust, overprikkeling en ontprikkelen
Object permanence
Moeite om dingen te onthouden als ze niet zichtbaar zijn.
Voorbeeld: Haar sleutels kwijt was vaak een kwestie van object permanence.
Onrust
Innerlijke drukte of spanning.
Voorbeeld: De onrust in zijn lichaam hield nooit op.
Ontprikkelen
Bewust rust nemen na veel prikkels.
Voorbeeld: Ze ging wandelen om te ontprikkelen.
Organisatieproblemen
Moeite om orde te houden.
Voorbeeld: Organisatieproblemen maakten haar werk rommelig.
Overanalyse
Blijven nadenken over details.
Voorbeeld: Zijn overanalyse maakte beslissingen onmogelijk.
Overprikkeling
Te veel prikkels tegelijk binnenkrijgen.
Voorbeeld: Overprikkeling zorgde voor hoofdpijn en vermoeidheid.
P – Planning, prikkels en procrastinatie
Perfectionisme
Te hoge eisen aan jezelf stellen.
Voorbeeld: Haar perfectionisme leidde tot uitstelgedrag.
Planning
Taken vooruit organiseren.
Voorbeeld: Planning hielp hem deadlines te halen.
Pomodoro-techniek
Werken in blokken van 25 minuten met pauzes.
Voorbeeld: De pomodoro-techniek gaf haar meer overzicht.
Prikkels
Signalen uit de omgeving.
Voorbeeld: Te veel prikkels maakten hem moe.
Prikkelverwerking
Hoe je brein prikkels verwerkt.
Voorbeeld: Haar prikkelverwerking verliep trager.
Prioriteiten stellen
Bepalen wat belangrijk is.
Voorbeeld: Ze had moeite met prioriteiten stellen.
Procrastinatie
Uitstelgedrag door perfectionisme of stress.
Voorbeeld: Procrastinatie zorgde dat ze te laat begon.
Psycho-educatie
Uitleg over ADHD en de werking ervan.
Voorbeeld: Psycho-educatie gaf haar meer zelfinzicht.
Q – QbTest en quick fixes
QbTest
Een objectieve test die aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit meet bij ADHD-diagnostiek.
Voorbeeld: Tijdens het onderzoek kreeg ze een QbTest om haar concentratievermogen in kaart te brengen.
Quick fix
Een korte termijn oplossing die vaak niet duurzaam is.
Voorbeeld: Zijn quick fix voor stress was koffie drinken, maar dat hielp slechts even.
R – Ritalin, routine. en RSD
Ritalin
Een bekend medicijnmerk met methylfenidaat als werkzame stof.
Voorbeeld: Met Ritalin kon ze zich beter concentreren op school.
Routine
Vaste gewoonten die houvast geven maar vaak lastig zijn om vol te houden.
Voorbeeld: Een ochtendroutine gaf hem meer rust in de dag.
RSD (Rejection Sensitive Dysphoria)
Extreme gevoeligheid voor (vermeende) afwijzing.
Voorbeeld: Haar RSD zorgde ervoor dat ze een kleine opmerking als grote afwijzing voelde.
S – Schoolproblemen, stimming en spiraling
Schoolproblemen
Moeite met leren en presteren in het onderwijs.
Voorbeeld: Zijn schoolproblemen begonnen al op de basisschool.
Sensorische verwerking
Hoe zintuigen prikkels opnemen en doorgeven aan de hersenen.
Voorbeeld: Haar sensorische verwerking maakte harde geluiden ondraaglijk.
Slaapproblemen
Moeite met inslapen of doorslapen.
Voorbeeld: Door haar ADHD had ze regelmatig slaapproblemen.
Spatial awareness
Het gevoel voor ruimtelijke oriëntatie en objecten om je heen.
Voorbeeld: Zijn slechte spatial awareness zorgde dat hij vaak dingen omstootte.
Spiraling
Een negatief denkpatroon waarin gedachten steeds verder uit de hand lopen.
Voorbeeld: Tijdens stress ging ze vaak spiralen in negatieve gedachten.
Stimming
Zelfstimulerend gedrag zoals tikjes, geluiden of bewegingen om spanning te reguleren.
Voorbeeld: Haar stimming hielp haar kalmeren tijdens een drukke dag.
Strattera (atomoxetine)
Niet-stimulerend medicijn voor ADHD.
Voorbeeld: Strattera gaf hem meer rust zonder hartkloppingen.
Structuur
Ordening en duidelijkheid die helpt om overzicht te houden.
Voorbeeld: Structuur in haar dag gaf haar meer focus.
Stress
Een gevoel van spanning of druk, vaak versterkt door ADHD.
Voorbeeld: Zijn stress nam toe door de stapel onafgemaakte taken.
T – Tijd, triggers en therapie
Therapie
Behandeling zoals CGT, ACT of EMDR om met ADHD om te gaan.
Voorbeeld: Therapie hielp haar bij het verwerken van negatieve ervaringen.
Tijdblindheid
Moeite met het inschatten van tijd en deadlines.
Voorbeeld: Haar tijdblindheid zorgde ervoor dat ze altijd te laat was.
Triggers
Dingen die sterke emoties of reacties oproepen.
Voorbeeld: Drukke ruimtes waren een trigger voor zijn overprikkeling.
U – Uitstelgedrag en uitvoeringstekort
Uitstelgedrag
Het voor je uitschuiven van taken, vaak door stress of perfectionisme.
Voorbeeld: Zijn uitstelgedrag zorgde dat hij opdrachten op het laatste moment deed.
Uitvoeringstekort
Moeite om plannen daadwerkelijk om te zetten in acties.
Voorbeeld: Door uitvoeringstekort bleef haar plan liggen zonder dat er iets gebeurde.
Uitgeputting
Sneller moe worden door prikkels en intensiteit.
Voorbeeld: Na een drukke werkdag voelde hij zich volledig uitgeput.
V – Vergeetachtigheid, voeding en Vyvanse
Vergeetachtigheid
Het regelmatig kwijtraken of vergeten van dingen.
Voorbeeld: Haar vergeetachtigheid maakte dat ze vaak dubbele afspraken had.
Vyvanse (lisdexamfetamine)
Stimulerende medicatie die langzaam en langdurig werkt.
Voorbeeld: Vyvanse gaf hem meer stabiliteit gedurende de dag.
W – Werkdruk, werkgeheugen en welzijn
Werkdruk
Stress door hoge verwachtingen en prikkelrijke banen.
Voorbeeld: De hoge werkdruk maakte zijn ADHD-symptomen erger.
Werkgeheugen
Het geheugen dat je gebruikt om tijdelijk informatie vast te houden.
Voorbeeld: Zijn werkgeheugen raakte snel overbelast tijdens gesprekken.
Welzijn
De balans tussen mentale, emotionele en fysieke gezondheid.
Voorbeeld: Haar welzijn verbeterde toen ze meer structuur aanbracht.
X –
Y – Yoga en yes-set
Yoga
Rustgevende oefening die ontspanning en lichaamsbewustzijn vergroot.
Voorbeeld: Yoga hielp haar spanning in haar lichaam los te laten.
Yes-set
Techniek waarbij kleine successen motivatie vergroten.V
oorbeeld: Door een yes-set op te bouwen kreeg hij zin in grotere taken.
Z – Zelfbeeld, zelfcompassie en zelfzorg
Zelfbeeld
De manier waarop je naar jezelf kijkt, vaak beïnvloed door ADHD-ervaringen.
Voorbeeld: Haar zelfbeeld verbeterde toen ze leerde haar ADHD als kracht te zien.
Zelfcompassie
Mild en begripvol zijn naar jezelf.
Voorbeeld: Met meer zelfcompassie kon ze haar fouten accepteren.
Zelfzorg
Goed voor jezelf zorgen met rust, slaap en beweging.
Voorbeeld: Zelfzorg betekende voor haar ook duidelijke grenzen stellen.
Zintuiglijke prikkels
Geluiden, geuren of aanrakingen die sterker binnenkomen bij ADHD.
Voorbeeld: Zintuiglijke prikkels maakten dat ze zich sneller overbelast voelde.



Opmerkingen